Gegevens kunstwerk
Titel
Monument Albert Vogel sr.
Kunstenaar
Jaar
1936
Materiaal
mozaïek
Afmetingen
h. 285 cm
Deelcollectie
Locatie kunstwerk
Adres
Frederik Hendrikplein, Den Haag
Stadsdeel
Scheveningen
GPS gegevens
52.0884843621181, 4.27588604672522 Bekijk op plattegrond
Omschrijving kunstwerk
Tekst
Omgeven door struikgewas ligt aan het Frederik Hendrikplein in het Statenkwartier een monument ter ere van de voordrachtskunstenaar Albert Vogel (1874-1933), die in deze wijk woonde. Het is een van de weinige monumenten in de hofstad dat versierd is met kleurrijk mozaïek. Eigenlijk is het een soort fontein, want bovenop het beeld bevindt zich een waterpunt. Het water stroomt rustig over het beeld naar beneden waar het in een halfrond waterbekken terecht komt.
Anton Molkenboer tekende voor het ontwerp van dit gedenkteken. Molkenboer was doorgaans vooral actief op het platte vlak. Er bestaan vele schilderijen, prenten en boekillustraties van zijn hand. In zijn latere oeuvre legde hij zich toe op glas-in-loodramen en mozaïek. Goed bewaard geheim zijn zijn mozaïeken in de H. Antonius Abtkerk in Scheveningen.
Het monument voor Vogel is in opbouw een eenvoudig gedenkteken: een zuil op een sokkel met daaronder een halfrond waterbekken. In blauw, paars en geel heeft Molkenboer midden op de zuil een blootsvoetse figuur in een lang gewaad aangebracht. In de ene hand heeft deze een staf met bloemen vast, terwijl hij de andere hand omhoog houdt. Een stralenkrans achter het hoofd maakt het af. De stijl waarin de voorstelling is gemaakt, verraadt dat Molkenboer tot de symbolistische kunstenaars van rond 1900 behoorde.
Met de figuur die op de zuil is aangebracht verwijst Molkenboer hoogstwaarschijnlijk naar Albert Vogel zelf, terwijl het stromende water gezien kan worden als de stroom woorden die hij als voordrachtskunstenaar heeft voortgebracht. Vanaf 1906 heeft hij zo’n 34 jaar overal ter wereld op de planken gestaan. Met grote gebaren onderstreepte hij zijn teksten. Naast de voordachten die hij hield, schreef hij boeken, zoals zijn magnus opus ‘Rhetorica’. In 1926 richtte hij de Maatschappij ter bevordering van de woordkunst op.